Ruwvoer is niet alleen de basis; het is ook een probleemoplosser bij uitstek!
Het verteringsstelsel van paarden is erop gebouwd om de hele dag door kleine porties te eten.
Hierbij worden steeds kleine beetjes voedsel (ruwvoer) naar binnen gewerkt waarmee het paard zichzelf voorziet in zijn energiebehoefte.
Ruwvoer (zoals gras, hooi en stro) bevat grote hoeveelheden vezels oftewel ruwe celstof.
Ruwe celstof is de verzamelnaam voor de structurele koolhydraten die de wand van elke plantaardige cel vormen.
Deze koolhydraten worden niet enzymatisch verteerd in de dunne darm, maar door bacteriën gefermenteerd in de dikke en blinde darm.
De stoffen die bij dit proces vrijkomen (vluchtige vetzuren zoals boterzuur, azijnzuur en propionzuur) dienen als energieleverancier voor het paard.
Waarom ruwvoer?
Het spijsverteringssysteem van een paard is aangepast aan een structuurrijk rantsoen met veel volume; zonder een aanzienlijke hoeveelheid vezels worden de darmen niet genoeg geprikkeld om goed te blijven functioneren. Zonder ruwvoer zal een paard te weinig kauwen, weinig buikvulling hebben en zich bovendien kunnen gaan vervelen; maagzweren, humeurigheid en stalgebreken zijn hiervan het gevolg.
Wel een minimum, geen maximum want vol = vol!
Elk paard kan niet overleven zónder ruwvoer; onbeperkt ruwvoer is voor de meeste paarden het beste!
Een paard heeft minimaal één kilogram droge stof uit ruwvoer per 100 kilogram lichaamsgewicht nodig om zijn darmen op gang te houden.
Dat houdt in dat een paard van 600 kilogram (naast eventueel krachtvoer) minimaal 7,5 kilogram hooi (80% droge stof) nodig heeft, alleen maar om te overleven.
Wil je profiteren van alle positieve effecten die ruwvoer verder te bieden heeft, dan is een grotere hoeveelheid nodig.
Stelregels
Een paard dat geen arbeid verricht en niet drachtig is of een veulen heeft, zou zich prima redden met een rantsoen bestaande uit 100% ruwvoer, mits het paard een grote vlakte met heide, kruiden en bos ter beschikking heeft. Dit is in Nederland helaas niet het geval. Bovendien is het aan te raden om verschillende soorten ruwvoer tegelijk aan te bieden, in verband met de gewenste afwisseling en de behoefte aan voldoende structuur.
Het lichaam past zich aan de grote hoeveelheden ruwvoer aan en gaat dit zeer efficiënt verteren. Als gevolg daarvan wordt ongeveer 80% van de energiebehoefte van het paard gehaald uit de vetzuurproductie van de bacteriën in de blinde en dikke darm. De overige 20% wordt gedekt met de enzymatische suiker-, zetmeel- en (voor een heel klein deel) vetvertering in de dunne darm. Maak gebruik van deze efficiënte ruwvoervertering door het grootste deel van de energie in de vorm van ruwvoer aan te bieden. Dit voorkomt verveling en diverse verteringsproblemen!
Dik of dun?
Elk paard is anders. De één wordt dik van lucht, de ander is juist moeilijk op gewicht te houden. Met ruwvoer kun je hier goed op inspelen. Grof hooi is afkomstig van weilanden die later in het jaar zijn gemaaid, waardoor het gras in verhouding meer stengel en minder blad heeft. Dit biedt veel structuur, maar slechts weinig energie en is daarom uitermate geschikt voor te dikke paarden of paarden die gevoelig zijn voor hoefbevangenheid.
Van nature zijn ranke paarden vaak temperamentvol. Extra energie in de vorm van suiker en zetmeel, zoals die in meest krachtvoersoorten zit, zal het temperament versterken en het paard wellicht moeilijk in de omgang maken. Een ruime hoeveelheid grof hooi, eventueel in combinatie met wat voordroog biedt in dit geval een geschiktere energiebron.
Bezigheidstherapie
De celwand die een plantencel omgeeft, bestaat ondermeer uit cellulose, hemicellulose en lignine: koolhydraten die zeer taai van structuur zijn (structurele koolhydraten). Deze vezels zorgen ervoor dat ruwvoer veel praktische problemen kan helpen voorkomen. Om de celinhoud (onder andere waardevolle eiwitten en energie) vrij te maken, moet de celwand gebroken worden; er moet dus goed op het ruwvoer worden gekauwd. Het schijnt zo te zijn dat niet alleen de buikvulling het paard vertelt of hij wel of niet voldaan is, maar ook het aantal kauwbewegingen. Heeft een paard te weinig te kauwen gehad, zoals het geval is bij een rantsoen dat uit veel krachtvoer bestaat, dan begint hij bijvoorbeeld aan zijn stalbodem of aan de ommuring van zijn verblijf. Op deze manier probeert hij het gebrek aan kauwactiviteit (en buikvulling!) te compenseren. Ook stalgebreken kunnen door gebrek aan kauwactiviteit worden veroorzaakt.
Een paard is een sociaal dier en ingesteld op vrije beweging. De drang naar het uitvoeren van dit natuurlijke gedrag is altijd prominent aanwezig en wanneer een paard hierin beperkt wordt, kunnen stalgebreken ontwikkelen. Met een ruime ruwvoervoorziening kan het paard een groot deel van de dag eten, waardoor zijn behoefte om te kauwen wordt bevredigd, hij voldoende buikvulling heeft en bovendien de hele dag bezig kan zijn. Zo verkleint u de kans op stalgebreken aanzienlijk. Onderzoek heeft uitgewezen dat wanneer er meerdere soorten ruwvoer gemengd worden aangeboden, het paard langer doet over hetzelfde aantal kilo’s (bron: Deborah Goodwin). Heeft een paard de keuze uit verschillende soorten, dan maakt hij hier gebruik van door steeds het meest geschikte sprietje uit te zoeken. Een aanrader dus! Verder heeft een ander onderzoek in Engeland aangetoond dat een paard met een vezel van een paar centimeters lang meer kauwbewegingen maakt dan met een zeer lange vezel.
Maagzweren
De paardenmaag ‘verwacht’ gedurende de hele dag een constante aanvoer van kleine beetjes voedsel. Volledig aangepast aan een natuurlijke situatie scheidt de maag daarom continu maagzuur af. Dit brengt een nadeel met zich mee voor paarden die op stal worden gehouden en voor hun voedselvoorziening afhankelijk zijn van de mens. Door een zeer groot hooinet of Haybar hooiruif in de stal te gebruiken, heeft uw paard de beschikking over een grote hoeveelheid ruwvoer.
Een niet- eetbare stalbodem in combinatie met weinig ruwvoer zorgt ervoor dat de maag enkele uren per dag leeg is. Dit heeft een dubbelzijdig effect: door de continue maagzuurproductie en het gebrek aan minder zure inhoud wordt de pH in de maag zo laag dat de maagwand aangetast raakt. Daarnaast wordt er door te weinig kauwactiviteit te weinig speeksel geproduceerd. Het speeksel van het paard bevat grote hoeveelheden natriumbicarbonaat (NaHCO3): een stof die voor de maag belangrijke bufferende eigenschappen heeft. De speekselklieren van paarden worden slechts gestimuleerd door kauwen (mechanische stimulatie), niet door het zien of ruiken van voedsel. Omdat het zoveel kauwactiviteit vraagt, is ruwvoer dus een erg belangrijke en efficiënte manier om maagzweren te voorkomen! Per kilogram voer is een paard namelijk aanzienlijk langer bezig met ruwvoer dan met krachtvoer, waardoor de maag langer gevuld is. Dit is van belang, omdat er in de een lege maag een terugloop kan ontstaan. Hierbij stromen galzouten vanuit de dunne darm terug naar de maag en veroorzaken daar, in combinatie met het maagzuur, ernstige schade aan de maagwand.
Ruwvoerkwaliteit
Dat ruwvoer noodzakelijk is voor een paard om te overleven en een aantal veelvoorkomende problemen, zoals stalgebreken en maagzweren, kan helpen voorkomen, is inmiddels wel duidelijk. Maar bij het voeren van ruwvoer is het ook belangrijk om op de kwaliteit te letten. Om het rantsoen optimaal op de behoeften van je paard te kunnen afstemmen, is het bovendien verstandig om het ruwvoer te laten analyseren of door een voedingsspecialist te laten beoordelen.
De kwaliteit en voederwaarde van ruwvoer wisselt per oogst soms behoorlijk. Het is immers een natuurproduct wat sterk beïnvloed wordt door de weersomstandigheden tijdens de groei en oogst. Een verstandige bemesting is een vereiste voor een geschikte voederwaarde met juiste verhoudingen tussen de verschillende voedingsstoffen.
Een verstandige bemesting betekent niet per definitie veel bemesting; integendeel. Ruwvoer van zwaar bemeste grond bevat voor paarden te hoge gehaltes aan suiker en eiwit en kan diverse problemen geven, zoals stalbenen, hoefbevangenheid en vervetting. Ruwvoer van niet bemeste grond, zoals natuurhooi, kan daarentegen dusdanig scheve mineralengehaltes hebben dat het paard flinke tekorten aan bepaalde stoffen ontwikkelt. Een tekort aan magnesium is hier een goed voorbeeld van!
Laat natuurhooi eerst analyseren of beoordelen, voordat je het voert en pas de rest van je rantsoen hierop aan. Een analyse kun je aanvragen bij de Blgg (www.blgg.nl); vraag indien nodig advies bij je dierenarts of bij een voedingsspecialist.
Kuilgras heeft een drogestofgehalte van ca. 25-60% en heeft bovendien een hogere zuurgraad, waardoor het bij paarden eerder maagzweren kan veroorzaken. Verder is het structuurgehalte van kuilgras laag. Voer je nat kuilgras, zorg dan altijd dat er grof hooi of stro vrij beschikbaar is. Voordroog is eenzelfde product als kuil, maar hiervoor is het gras langer gedroogd (4 dagen of langer, tegenover maximaal 2 dagen bij kuilgras), voordat het werd ingekuild. Met een droge stof percentage van 50-65% en een hogere pH is voordroog heel geschikt als paardenvoer.
Het drogestofgehalte van stro is ongeveer even hoog als van hooi (ongeveer 80%), maar doordat het bestaat uit bloeistengels van graanplanten en niet uit gras, bevat het vele malen meer lignine. Deze eerder genoemde structurele koolhydraat is niet verteerbaar, waardoor de opname soms sneller verloopt dan de uitscheiding. Een ophoping van zeer droge mest kan hiervan het gevolg zijn. Bij paarden die veel stro krijgen, is het des te meer van belang om voldoende beweging te bieden. Stro is niet geschikt als enig ruwvoer; stel naast stro altijd een ander ruwvoer beschikbaar.
Gebitsproblemen
Als ruwvoer zo belangrijk is, hoe moet dat dan met paarden met gebitsproblemen, of met oude paarden die niet veel tanden meer over hebben en dus niet goed kunnen kauwen? Hoe komen die aan hun broodnodige vezels? Zie hiervoor de pagina: ruwvoertips voor oude paarden en pony’s
Ongewenst
Net als krachtvoer en supplementen en eigenlijk alles wat met paarden te maken heeft, vraagt ook ruwvoer om een zorgvuldig gebruik. Kies een ruwvoer dat bij je paard past qua voeder- en structuurwaarde en wees altijd alert op schimmel, broei, kadavers en bijvoorbeeld geplette colablikjes in je voer.
Schimmel is gemakkelijk te herkennen aan een muffe geur. In veel gevallen zullen er witte, groene of blauwe schimmelplekken in het ruwvoer te zien zijn. Bij opname kan schimmel koliek veroorzaken, daarnaast werken de sporen van droge schimmel zeer irriterend op de luchtwegen, zeker bij paarden die daarvoor gevoelig zijn.
Broei is in principe niet schadelijk, maar vermindert wel de smakelijkheid van ruwvoer. Veel paarden willen het daardoor simpelweg niet meer eten. Tekenen van broei zijn duidelijk voelbare warmte en een typerende zoete geur.
Hoewel botulisme in ruwvoer voor paarden niet vaak voorkomt, is het toch verstandig om op de hoogte te zijn van de risico’s. Botulisme kan ontstaan wanneer er kadavers in het ruwvoer zitten. Vind je dode muizen of vogels in je ruwvoer, wees dan op je hoede. Botulisme is dodelijk: het paard vertoont tekenen van koliek, raakt daarna verlamd en overlijdt tenslotte.
Ruwvoer is onmisbaar voor ieder paard en goed gebruik kan voor de paardeneigenaar heel gunstige effecten met zich meebrengen.
Een voldoende ruwvoervoorziening helpt het ontstaan van stalgebreken voorkomen, daarnaast vormt ruwvoer een gezonde energiebron waar het paard na gewenning zeer efficiënt gebruik van zal maken.
Wees wel altijd alert bij het voeren van ruwvoer; de bemestingstoestand van de bodem, het droge stof gehalte en verschillende ongewenste verschijnselen hebben effect op de voederwaarde en kunnen ervoor zorgen dat je paard ziek wordt of op zijn minst niet optimaal kan presteren. Kies ook je ruwvoer dus verstandig en wees niet bang om advies te vragen!